Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [56]Wij waren bevrucht, [57]wij hadden de smarten, [maar] [58]wij hebben [niet] dan wind gebaard; [59]wij deden [60]het land geen [61]behoudenis aan, en [62]de inwoners der wereld [63]vielen niet neder. 56. Dat is, wij waren in groten nood en ellende. 57. Te weten als een barende vrouw. 58. Dat is, wij hebben ons tevergeefs bekommerd hoe wij uit de gevangenschap of ellende geraken zouden. Wind baren is zoveel gezegd als vergeefsen arbeid doen. Hebreeuws, wij hebben als een wind gebaard. 59. Dat is, wij hebben onze vijanden, die ons land ingenomen hadden, door onze eigen kracht niet kunnen verslaan. 60. Te weten het Joodse land, ons vaderland. 61. Of, verlossing, of heil. 62. Dat is, de Babyloniers, die ons land, mitsgaders nog vele andere koninkrijken en landen inhadden. 63. Of, zij zijn niet gevallen; dat is, zij zijn niet omgekomen.